Het Byzantijns erfgoed bestaat ook binnen de Rooms-Katholieke kerk. Na de scheuring tussen de oosterse en westerse kerk in 1054 zijn er verschillende pogingen tot verzoening gedaan. Een eenzijdige en radicale ‘oplossing’ was dat een aantal orthodoxe bisdommen in de Oekraïne, Oost-Polen, Wit-Rusland en Slowakije zich bij de kerk van Rome aansloten. Dit gebeurde in 1595 bij de Unie van Brest. Politieke druk van de Habsburgse vorsten was een belangrijke drijfveer.
Ook in het Midden-Oosten zijn er Katholieke kerken die de Byzantijnse ritus volgen. Het gevolg is dat er in de rooms-katholieke kerk christenen van de byzantijnse traditie zijn. Men noemt deze ‘geünieerden’ ook wel Grieks-katholieken. Zij hebben de liturgie, de iconen en het kerkrecht, met daarin onder andere de mogelijkheid van gehuwde priesters, van de byzantijnse traditie behouden.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er Nederlandse dwangarbeiders terug met vrouwen uit Wit-Rusland en de Oekraïne, die hun geloof ook in Nederland volgens de byzantijnse traditie wilden beleven, en ook andere Oekraiense vluchtelingen (zie het “het ontstaan van de Byzantijnse kerk in Nederland”).
Inmiddels waren er Nederlandse paters opgeleid om de byzantijnse liturgie te kunnen vieren. Zij hoopten de zo zwaar vervolgde Grieks-katholieke kerk na de oorlog in Rusland weer op te kunnen bouwen, maar het ijzeren gordijn verhinderde die opzet. In Nederland hebben deze paters kapellen opgericht (waaronder onze kapel) voor de byzantijnse liturgie.
De vereniging ‘Landelijke Instelling Pokrof’ is de overkoepelende organisatie van dit werk. Geleidelijk kwamen er ook gewone Nederlandse katholieken in deze kapellen en inmiddels zijn zij vaste bezoekers geworden. Er zijn, ter vervanging van de eerste generatie paters, nieuwe priesters opgeleid die de bevoegdheid hebben gekregen om voor te gaan in de Byzantijnse liturgie.