Preek op de 19e zondag na Pinksteren, 19 oktober 2025
In het evangelie van vandaag zegt Jezus dat wij onze vijanden moeten beminnen. Hoe moeten we dit opvatten? Ik sprak laatst na een kerkdienst een jonge vrouw die wel als baby katholiek gedoopt was, maar weinig of geen uitleg of opvoeding in het geloof had gekregen. Zij had in veel landen van de wereld gereisd en was nieuwsgierig naar de religies die zij daar aantrof. Na die lange zoektocht was zij toch weer bij het geloof van haar doopsel uitgekomen, het katholieke geloof. Want zei ze, op het kruis bad Jezus om vergeving voor zijn beulen, die hem kruisigden. Jezus wist dat er in elk mens, al is dat nog zo verborgen iets goddelijks aanwezig is. Want ieder mens is geschapen naar het beeld van God. Aldus deze jonge vrouw. En zo mogen wij van Jezus leren om onze vijand lief te hebben.
Nu zal niet ieder van ons een persoonlijke vijand hebben, iemand die jou naar het leven staat of met ernstig geweld bedreigt. Wel kunnen we allemaal in een conflict terecht komen door een botsing van tegenstrijdige belangen. Als ze je dan slecht behandeld hebben of gemene dingen van je gezegd hebben is het niet gemakkelijk om je tegenstanders te vergeven. Maar je hebt jezelf ermee als je blijft steken in wrok, en zeker als je wraakzuchtig wordt. Dan blijft jou dat beheersen en vindt je geen vrede. Vergeving helpt je om hiervan los te komen.
Maar los hiervan is er nog iets anders. En dan gaat het niet om vijandschap tegen een speciaal iemand. Maar om vijandschap tegenover een groep mensen. In Jezus’ tijd waren de Romeinen vijanden voor de Joden. Jezus ging niet mee in deze collectieve vijandigheid. Hij scheerde nooit mensen over één kam. Jezus genas de zoon van een Romeinse legerhoofdman en zei: zo’n groot geloof heb ik in heel Israël nog niet gezien. Wij hebben binnenkort verkiezingen. Maar aan dé stemming gaat ‘n stemming vooraf, een gemoedstoestand, een houding hoe je in het leven staat. In hoeverre is deze stemming bij ons bepaald door wat Jezus ons leert?
In tijden van onrust, van dreiging of onzekerheid keert men zich in alle samenlevingen tegen een collectieve vijand. Een groep, soms een minderheid of een enkeling, maar bijna altijd onschuldig. Die collectieve vijand wordt dan de zondebok. In de 19e eeuw zagen protestanten katholieken als vijanden. Er kwamen toen in ons land weer bisschoppen. Men vreesde dat die werden aangestuurd door een buitenlandse paus in Rome. Momenteel worden moslims gewantrouwd. Zeker, er zijn moslims die aanslagen plegen, zoals IS, maar de meeste slachtoffers zijn moslims zelf. In ons land zijn de meeste moslims vredelievend die zich aanpassen aan onze democratische waarden. Toch worden zij als een vijandig gevaar gezien. Hetzelfde geldt voor asielzoekers. Er wordt dan geen onderscheid gemaakt tussen mensen die voor oorlog en geweld op de vluchtgingen, en hen die geen recht hebben om hier te blijven. Asielzoekers krijgen er de schuld van dat er hier te weinig woningen zijn. Het is het tegendeel van wat Jezus zegt: heb je vijand lief.
Als christenen kunnen wij vanuit ons geloof de tegenstellingen tussen in ons land verkleinen, door goede contacten met mensen van buitenlandse afkomst, zo veel mogelijk en naar vermogen, soms ook door Nederlandse taallessen, of gastvrijheid en ander hulpbetoon. Jezus zelf is ons hierin voorgegaan.
vader Paul
Overweging op de zondag na het feest van Kruisverheffing. 21 sept.
(lezingen: Galaten 2, 16-21 en Marcus 8, 34-9, 1).
Medechristenen, deze zondag na het feest van Kruisverheffing verschaffen de lezingen op het eerste gehoor niet de meest gemakkelijk woorden. Dat deden deze worden uit het Evangelie ook al niet bij de leerlingen en bij de menigte, die de Heer om zich heen had, wanneer Hij hen als rabbi (als leraar) aansprak.Voorafgaande aan het gedeelte dat wij zojuist hoorden, geeft Jezus aan, dat de Mensenzoon – Die Hijzelf is – veel moet lijden, daarna ter dood wordt gebracht en drie dagen later zal verrijzen. Petrus reageert erop met de woorden: “Dat zal niet gebeuren.”
Maar Jezus legt Petrus het zwijgen op, want Petrus laat zich leiden door menselijke overwegingen. Zo krijgt hij te horen: Is daar iets mis mee? Hoezeer zouden ook wij Petrus gelijk willen geven? Wie zou zijn/haar eigen vrienden, familie, dierbaren straffeloos laten uitleveren? Je komt juist op voor hen die schuldeloos worden bestraft! En je eigen leven prijsgeven? Waar is dat goed voor? Wat is er meer waard dan je eigen leven? Maar wat gebeurt er dan in het leven van alle dag, waar we zelf ook deel van uitmaken?
Maar al te goed moeten we bedenken, dat wij, mensen, ons niet altijd bewust zijn van de waarde van het leven. We genieten op velerlei wijzen van het leven; de één meer dan de ander. De grens ligt voor iedereen op een andere plaats. Waar voor de één de grens van eten en drinken, roken en drugsgebruik dichterbij of verder weg ligt, gaat de ander met het grootste gemak over die grenzen heen en vernietigt zo zijn of haar eigen leven. Waar de één de kantjes van werk en beschikbaarheid er vanaf loopt, stapelt de ander alle werk op zich en begeeft zich in een leven van jachten en jagen. Het appèl wat Jezus doet om onszelf geen schade toe te brengen, is om zorgvuldig met de schat van het leven om te gaan; niet om ons doen en laten achter slot en grendel te bewaren.
Er is een bekend verhaal dat menige collega in huwelijksviering heeft gebruikt: Het luidt aldus: een dochter, die voor haar huwelijksdag stond - en onder de indruk was van de goede verhouding tussen haar ouders – vroeg aan haar moeder: “Hoe gaat dat nou met die liefde? Hoe houd je het vol?” De moeder bukte zich en vulde haar beide handen met zand van de grond. De ene hand hield zij open en het zand bleef liggen; met de vingers van de andere hand omvatte zij het zand, dat erin lag en kneep krampachtig de vingers samen. In die hand stroomde het zand tussen haar vingers op de grond. Op gegeven moment opende zij haar handen weer en zie: in de ene hand lag nog dezelfde hoeveel zand, terwijl de andere leeg was geworden. “Kind”, zo zei de moeder, “wees niet krampachtig om de liefde vast te houden, maar houd je hand open. Het geldt voor het hele leven. Naarmate we meer vasthouden aan wat onze eigen persoonlijke grenzen zijn, knijpen we het leven uit, dan doen we als Petrus: we laten ons leiden door onze persoonlijke, menselijke overwegingen.
Het evangelie van dit uur daagt ons uit om ons af te vragen: “Waar ligt de waarde van ons, van mijn leven?” De Heer geeft ons het antwoord: “Wie zichzelf wil redden, zal verliezen”, dat wil zeggen wie op zichzelf gericht is, gaat het niet redden.
In de brief aan de Galaten - de eerste lezing van dit uur – stelt Paulus, dat onze taak in deze wereld open dient te staan voor de geest van Jezus Christus. Die taak gaat erom, dat wij elkaar met geduld verdragen, omdat we ook zelf niet volmaakt zijn, maar we mogen ons wel door God geroepen weten. Om het kruis – dat op zondag na Kruisverheffing een bijzondere plaats heeft – heeft Jezus zelf ook niet gevraagd, maar het is ook Hem overkomen. We eren het kruis, omdat het een teken van hoop, van leven en van toekomst is geworden, omdat Jezus ons daarin is voorgegaan; En het kruis was niet zijn levenseinde, maar de doorgang naar nieuw leven.
We staan tevens aan het begin van de Nationale Vredesweek. Vrede is niet puur nationaal, maar wereldwijd. Dat ervaren wij in onze dagen helaas maar al te goed. Vrede vraagt om actie. Weliswaar zijn wij – zo denk ik – geen politici, maar in de eerste toespraak bij zijn installatie sprak paus Leo in de wetenschap dat politici aanwezig waren: “Vrede vraagt niet om mensen die muren bouwen, maar om bruggenbouwers.” Bruggen zijn er in alle maten en die brengen mensen tot elkaar; ook voor ons valt er dus wat te doen. Het motto van dit jaar in de vredesweek luidt: “Niets doen is geen optie”.
Wanneer wij dit koppelen aan deze zondag na Kruisverheffing, kunnen wij dit op diverse manieren tonen: Kruisverheffing is dan: hoop geven aan wie in angst leeft, toekomst bieden voor wie bang is, leven schenken door vrede/tevredenheid te schenken.
Vrede en alle goeds.
Amen.
vader Wim Tobé
Preek op de 10e zondag na Pinksteren, 17 aug. 2025
Op 6 augustus zijn was het feest van de Verheerlijking van Jezus op de berg. Drie uitverkoren apostelen zagen op de berg in een flits de glorie van de Verrijzenis van Jezus. Het was een visioen, het ging weer voorbij. De apostelen voorzagen wat er ondanks de verschrikkelijke kruisiging met Jezus zou gebeuren. En die glorie van Zijn Verrijzenis, de opstanding uit de dood wordt ook aan zijn moeder gegeven. En dit vierden we afgelopen vrijdag 15 augustus het feest van Maria’s Ontslapen: haar ten hemelopneming. De mens Jezus was ook God zelf, en in Maria was een zondeloosheid, die haar met God gelijk maakte. Wij mensen zijn allemaal geschapen naar het Beeld van God. Maar de gelijkenis met God is in ons geschonden.
Ook Maria heeft het moeilijk gehad, met grote vragen: wat gebeurt er met mijn Zoon, waartoe dienst diens lijden. Maar zij is Hem trouw gebleven tot onder het kruis. Bij de overige mensen, zit het egoïsme, onze ik-gerichtheid ons in de weg. En alleen in een heel moeizame strijd kan dit overwonnen worden.
Vorige week zondag was het 83 jaar geleden dat Edith Stein omkwam in de gaskamer in Auschwitz. Zij is heilig verklaard en werd patrones van Europa. Zij was geboren als joodse vrouw in het Poolse Wroclaw. Ze werd in haar jeugd atheïstisch. Maar zij ontdekte Jezus van Nazareth en kwam tot geloof in een tedere God. Ze werd katholiek en trad in bij de Karmelietessen in Echt, Limburg. Als Jodin was ze daar ook niet veilig voor de Nazi’s. Edith Stein had ontdekt dat elk mens uniek is, met een innerlijke essentie, een kern, die direct geworteld is in God. Maar om die kern heen zijn er schillen: de rollen die wij spelen in het leven, hoe wij ons voordoen. We zoeken de eer of de gunst van andere mensen, we beleven successen, maar hoe gemakkelijk worden het ook weer mislukkingen. We voelen onze onmacht. Wij botsen met andere mensen. De ene keer zijn we uitgelaten, de andere keer droefgeestig, We moeten die schillen afpellen om tot onze kern terug te komen en uit die essentie te leven. Om onszelf over te geven aan God. Om te leren wat werkelijk gevende liefde is.
In het evangelie hoorden we wat er gebeurde toen Jezus met zijn vrienden van de berg was afgedaald. Een wanhopige vader smeekt Jezus om genezing van zijn ernstige psychisch zieke zoon. Jezus verzucht dan: o ongelovig volk, hoe lang nog moet ik jullie verdragen? Daarop geneest Jezus de zieke jongen. En dan zegt Jezus aan zijn apostelen dat het hun nog te veel aan geloof ontbreekt. Geloof vraagt totale overgave aan wat groter is dan wijzelf. Niet meer vertrouwen op je eigen slimheid, of talenten waarmee je indruk maakt op anderen. Niet meer vertrouwen op je eigen kunnen: de apostelen konden de epileptische jongen niet genezen. Ook wij moeten leren om echt uit Gods kracht te leven, die kracht die diep in ons is als onze essentie. Levend uit het visioen van Tabor en uit Maria’s ten hemelopneming. Het zal ons innerlijk sterken en er zal iets heilzaam genezend van ons kunnen uitgaan. Het is geen gemakkelijke weg. Aan het eind van het evangelie kondigt Jezus zijn naderend lijden en sterven aan. Ook Edith Stein werd vermoord. Maar de kracht van haar boodschap blijft ook voor ons in deze tijd actueel. Het is de kracht van de Verrijzenis.
vader Paul
Preek op Allerheiligen, 15 juni 2025
Vandaag viert de Byzantijnse traditie het feest van Allerheiligen. Een week na de viering van de nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen en de eerste volgelingen van Jezus. Maar dit bleef niet tot hen beperkt. In de heiligen zien we hoe de Heilige Geest in alle tijden werkzaam is. In de eerste eeuwen van het christendom, in de vroege kerk, waren het martelaren die hun leven hebben gegeven omdat ze trouw bleven aan Christus. Zij weigerden de Romeinse keizers als godheden te erkennen. De keizers hadden een absolute en goddelijke machtsaanspraak. Er kwam een einde aan de vervolgingen toen keizer Constantijn het Christendom erkende.
Maar toen kwamen er nieuwe problemen. In Alexandrië in Egypte was er een priester, Arius, die ontkende dat Jezus van eeuwigheid Gods zoon was. In zijn gedachtewereld was God zo hoog verheven boven alle materie en lichamelijkheid dat God niet de schepper van de wereld kon zijn, en dat God onmogelijk in een mens, zoals Jezus, verschenen was. Jezus Christus was en bleef in Arius’ ogen een schepsel met goddelijke trekken. Door hem was wel de wereld geschapen. Arius had overal in het Romeinse Rijk volgelingen. Keizer Constantijn begreep zelf niet veel van de theologische vragen over wie Jezus nu werkelijk was. Maar hij wilde eenheid in zijn rijk, en riep daarom het concilie van Nicea bij elkaar, in het jaar 325 en dit wordt nu, 1700 jaar later in heel de christelijke wereld herdacht.
Dit concilie heeft onze geloofsbelijdenis opgesteld waar in het jaar 381 het stuk over de Heilige Geest en de kerk is toegevoegd. De geloofsbelijdenis die we ook nu weer zullen zingen. Het concilie bepaalde dat Jezus Christus éen in wezen met de Vader is, homoousios. Arius werd door het concilie veroordeeld. Maar de Ariaanse kwestie heeft nog lang in de kerk van oost en west voortgewoekerd.
Beste mensen, wat is de betekenis van dit concilie ook in onze tijd? Allereerst wil dit zeggen dat wij als christenen van verschillende kerken, samen één zijn in dezelfde geloofsbelijdenis. De herbezinning op Nicea kan een nieuwe oecumenische impuls geven. Misschien helpt het om opnieuw tot een gezamenlijke paasdatum te komen, waartoe het concilie van Nicea in 325 ook had besloten. Maar er is nog iets dat van groot belang is. Het getuigenis van het concilie van Nicea sluit helemaal aan op het getuigenis van de martelaren tijdens de vervolgingen. De goddelijkheid van Jezus betekent juist een afwijzing van absolute machtsaanspraken van dictators, zoals de Romeinse keizers waren. Ook nu zijn er dictators van een grootmacht of van een klein land, of een politieke partij of een bedrijf. Dictators willen op hun eentje regeren. Maar onze God is geen God alleen, maar God is gemeenschap van Vader, Zoon en Geest, en samen zó intens betrokken op deze wereld dat God in Jezus mens is geworden, niet als een koning met macht en aanzien, maar in een uithoek van de wereld, opgroeiend in een onbeduidend dorpje, als zoon van een timmerman, om solidair te worden met mensen die zwaar te lijden hadden onder ziektes en die te lijden hadden onder de zware belastingen van de heersers. Die te lijden hadden onder afwijzing door religieuze en politieke meerderheden. Het getuigenis van Nicea helpt ons om ook in onze tijd God te zoeken. Niet een God die je vindt bij machtsvertoon en mensen die de baas spelen. Maar die je vindt bij mensen die hieronder te lijden hebben.
vader Paul