In de Byzantijnse traditie bestaan er meerdere cycli. Eén hiervan betreft de cyclus voor het liturgisch jaar, die is gekoppeld aan Pasen, en die in drie perioden uiteenvalt:
1) de voorbereidingstijd tot aan Pasen:
de voorvasten en Grote vasten
2) de Paastijd:
vanaf Pasen tot Pinksteren (=50e dag)
3) de Pinkstertijd:
vanaf Pinksteren tot de eerstvolgende voorvasten
Het liturgisch jaar begint op 1 september en eindigt op 31 augustus.
De byzantijnse traditie kent 12 grote feesten. Hier bovenop komt Pasen, dat geldt als het “feest der feesten”. Hieronder de verschillende feestdata:
– 8 sept. – Geboorte van de Moeder Gods
– 14 sept. – Kruisverheffing
– 21 nov. – Intrede van de Moeder Gods in de tempel
– 25 dec. – Geboorte van Christus
– 6 jan. – Doop van onze Heer in de Jordaan (Theofanie en Waterwijding)
– 2 febr. – Opdracht van Christus in de Tempel
– 25 mrt. – De verkondiging aan de Moeder Gods
– wisselend: Palmzondag
– wisselend: Verrijzenis van de Heer (Pasen)
– wisselend: Hemelvaart
– wisselend: Pinksteren
– 6 aug. – Verschijning des Heren (Transfiguratie)
– 15 aug. – Het ontslapen van de Moeder Gods.
De orthodoxie volgt de Juliaanse kalender. Men moet 13 dagen optellen bij onze jaarrekening om de data van de feestdagen van de Russische kerk te vinden.
Allerheiligen wordt in de Orthodoxie gevierd op de zondag na Pinksteren. De gedenkdag van de overledenen (Allerzielen ) is op de zaterdag vóór Pinksteren.